Isaiah 36

1) het geschiedde

Jes. 36: alsook Jes. 37, Jes. 38, Jes. 39: zijn van den profeet hier ingevoegd, niet alleen om de voorgaande hoofdstukken licht te geven, maar ook om aanleiding daaruit te scheppen om te spreken van het rijk van Christus, waarvan in de voorgaande hoofdstukken met verbloemde woorden gesproken is; en dit alles bij gelegenheid van de heerlijkheid van den koning Hizkia, die in vele dagen een voorbeeld van het koninkrijk van Christus is geweest.

2) nam ze in.

Te weten enige derzelve.

3) Lachis

Ene stad in den stam van Juda gelegen, welke de koning van Assyri‰ te dien tijde belegerd had. Vergelijk 2 Kron. 32:9, en Jes. 37:8.

2Ch 32.9 Isa 37.8

4) aan den watergang

Zie 2 Kon. 18:17, en Jes. 7:3.

2Ki 18.17 Isa 7.3

5) aan den hogen weg

Of, aan de straat van des vollers veld. Zie 2 Kon. 18:17.

2Ki 18.17
6) de schrijver,

Zie de aantekening 1 Kon. 4:3.

1Ki 4.3
7) gij vertrouwt

Rabsake doet den koning Hizkia groot ongelijk, als hij aldus van hem oordeelt en spreekt; want hij betrouwde op den Heere.

8) tot Juda

Dat is, tot de inwoners van Juda en Jeruzalem.

9) nederbuigen?

Te weten om te aanbidden.

10) wed toch

Of, stel borg. Anders: verpand u mijnen heer, of zet uzelven mijnen heer te pand, gelijk Neh. 5:3, te weten dat gij u onder zijne heerschappij zult begeven, indien gij niet vermoogt zoveel ruiters op te brengen als ik u paarden leveren zal.

Ne 5.3
11) zonder den HEERE

Dat is, zonder het bevel des Heeren.

12) heeft tot mij gezegd:

Zie 2 Kon. 18:25.

2Ki 18.25
13) Spreek toch

Dit begeren zij, vrezende dat Rabsake door zijne redenen enigen onder het volk tot oproer had mogen verwekken.

14) wij verstaan het

Hebreeuws, wij horen het; gelijk boven Jes. 33:19.

Isa 33.19
15) dat zij met ulieden

Dat is, om hun aan te zeggen dat zij tot dien uitersten nood zullen gebracht worden, als Sanherib de stad Jeruzalem belegeren zal, dat zij genoodzaakt zullen wezen hun eigen drek te eten, enz.; zie de aantekening 2 Kon. 18:27.

2Ki 18.27
16) met luider stem

Hebreeuws, met groter stem.

17) De HEERE zal ons

Hebreeuws, reddende zal de Heere ons redden.

18) door een geschenk,

Hebreeuws, door ene zegening; dat is, geschenk; zie 2 Kon. 18:31.

2Ki 18.31

19) en komt tot mij uit,

De zin is: Op deze voorwaarde zal ik ulieden toelaten, dat gij uitkomt.

20) haal u

Hebreeuws, neme; zie Gen. 12:15; Jer. 37:17, met de aantekening.

Ge 12.15 Jer 37.17

21) als ulieder land is,

Dat is, dat zo vruchtbaar is, enz.

22) Hamath

Zie van deze stad Num. 13:21.

Nu 13.21

23) Samaria

Zie van deze stad 1 Kon. 16:24.

1Ki 16.24
24) zij zwegen stil,

Te weten de mannen, die Hizkia gezonden had en het volk; zie 2 Kon. 18:36.

2Ki 18.36
25) met gescheurde klederen;

Die zij zelf gescheurd hadden, tot een teken van verslagenheid en verbaasdheid, ook tot een teken van droefenis, vanwege de godslasterlijke woorden, die Rabsake gesproken had. Aangaande deze manier van klederen te scheuren, zie Gen. 37:29.

Ge 37.29
Copyright information for DutKant